Hoe en waarom je longfunctie meten bij longproblemen.

Artikel 7 van 15
Overzicht

Je meet jouw longinhoud onder andere met een Long Functiemeter.
Hiermee kun je referentiekader voor jezelf creëren waarna je kan monitoren. Door uitademkracht te meten kan voortgang, of achteruitgang, worden bijgehouden.

Zo kan je kijken of een verandering van levensstijl effect heeft op de Longinhoud.

Hoe en waarom je longcapaciteit te meten.
Een simpel testje kan vaak al veel aantonen.
Dat geldt in het bijzonder voor het meten van longinhoud.

Longinhoud geeft informatie over je ademhalingsstelsel.
En die informatie is nuttig voor heel wat mensen.
Denk aan longpatiënten COPD, Astma of Corona., sporters en wandelaars.

Wanneer longfunctie meten?
Vaak wordt aangeraden 3 keer per dag te meten. Doe dit dan bij voorkeur ‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds. Je noteert dan altijd de hoogst gemeten waarde. Deze waarden kunnen vervolgens vergeleken worden. Gaat je longinhoud omhoog? Dan is dat een goed teken.

Naarmate je beter inzicht krijgt in de longcapaciteit, kan het aantal metingen worden afgebouwd naar eenmaal per dag en later naar eenmaal per week.

Bij COPD patiënten zijn de luchtwegen beschadigd.
Die schade aan de luchtwegen kan worden gemeten met een longfunctie test. Bij deze test wordt de luchtstroom gemeten die je met een maximale inspanning kunt uitblazen. Het gaat dan om de lucht die je in 1 seconde kunt uitblazen. Jonge mensen die geen vernauwing van de luchtwegen hebben, kunnen minimaal 80% van de lucht die ze inademen, in 1 seconde uitblazen

Spirometrie is een medisch onderzoek dat de functie van de longen meet.
Voor het uitvoeren van een spirometrie wordt gebruikgemaakt van een spirometer. Spirometrie kan vaak bij de huisarts worden uitgevoerd en is in de meeste ziekenhuizen onderdeel van het uitgebreide longfunctieonderzoek.

De meest thuis gebruikte long Functiemeter is de geforceerde vitale capaciteit (FVC, forced vital capacity).
Bij deze test zit de patiënt rechtop, ademt hij volledig in en blaast hij alle lucht zonder hapering of onderbreking zo snel en krachtig mogelijk uit in de spirometer. Het is een zeer belangrijke test voor het opsporen van ademhalingsziekten zoals astma en COPD.

De belangrijkste parameters van een spirometrie zijn de FEV1, de FEF25-75 en de PEF.
De FEV1 staat voor forced expiratory volume in 1 second en betreft het uitgeblazen volume tijdens de eerste seconde van de test. De FEF25-75 staat voor forced expiratory flow en betreft de gemiddelde luchtstroom tussen 25 en 75% van de geforceerde uitademing. De PEF ofwel peak expiratory flow ten slotte betreft de maximale luchtstroomsnelheid tijdens de test.

Wanneer de FEV1 wordt gedeeld door de vitale capaciteit (gemeten tijdens een aparte, niet geforceerde, meting) krijgt men de Tiffeneau-index.
De normale waarde voor deze index is ongeveer 0,75. Onder 0,70 is er sprake van een obstructieve longfunctie. Indien bij de bepaling van de Tiffeneau-index geen gebruik gemaakt wordt van een apart gemeten vitale capaciteit, maar van de geforceerde vitale capaciteit, zal de index hoger uitvallen aangezien bij de geforceerde metingen de vitale capaciteit lager wordt door het collaberen van luchtwegen. De mate van obstructie wordt dan onderschat.


Gratis eBook met veel tips over minder COPD

al 5.900 keer gedownload.

Download hier je gratis eBook =>>  

Bron: Butey Instituut

Longfunctietest
 

Een arts kan een aantal longfunctietesten uitvoeren.
Zoals een diffusietest (waarmee gekeken wordt hoe snel zuurstof afgegeven wordt aan het bloed), een bodybox-onderzoek (waarmee de totale longinhoud en de weerstand bij het ademen gemeten wordt), PI/PE max test (waarbij de kracht van de
ademhalingsspieren gemeten wordt).

Polikliniek Longfunctie

Spirometrie.
De meest gebruikte longfunctietest is de spirometer-test. Dat is een test die vooral uitgevoerd wordt bij iemand die benauwdheid en kortademigheid ervaart. Je kan er voor naar het ziekenhuis gaan, maar ook veel huisartsen hebben tegenwoordig een spirometer in hun praktijk, zodat ze deze test zelf kunnen uitvoeren.

Met een spirometer-test wordt je gevraagd eerst zo diep mogelijk in te ademen, en daarna zo snel en lang mogelijk uit te ademen.

Beiden worden gemeten en in een grafiek weergegeven.
Daarbij wordt ook de FEV1 vastgesteld (FEV staat voor “Forced Expiratory Volume&#8221).

De FEV1 is de hoeveelheid lucht die iemand binnen één seconde uitblaast. Ook wordt gekeken naar de totale hoeveelheid lucht die iemand uit kan ademen. Dat noemt men de Forced Vital Capacity (FVC).

Soms laat men iemand daarbij na 6 seconden stoppen Dat heet dan FEV6). In het plaatje zie je dat deze proefpersoon alle lucht na zes seconden wel zo ongeveer kwijt is.

Interpretatie.
Door FEV1 en de FVC (of de FEV1 en de FEV6) en met elkaar te vergelijken, en te kijken wat de norm is bij iemand van een bepaalde leeftijd, kan een arts bepaalde conclusies trekken. Zo ademt een gezonde patiënt tussen 70 en 90% van de FVC uit in de eerste seconde van de test.
 

Maar in de praktijk gaat men vaak verder kijken wanneer de FEV1 minder dan 80% is van de totale lucht die iemand kan uitademen (de FVC). Er kan dan wat aan de hand zijn, zoals bijvoorbeeld astma). In het plaatje hierboven is de FEV1 ongeveer 3,7 liter en de FEV6 ongeveer 4,3 liter. Dan kom je uit op een FEV1/FVC van ongeveer zal de verhouding ongeveer 88% (een prima score dus).
 

Maar een arts kan ook kijken naar de “Flow&#8221  en het “Volume&#8221.
De Flow is de hoeveelheid lucht er op dat moment verplaatst wordt (vergelijk het met hoe sterk een stofzuiger zuigt of een haardroger blaast). Het Volume is de totale hoeveelheid lucht die iemand in- of uitgeademd heeft.



Hier boven zie je een grafiek waar artsen dan mee werken (deze grafiek hoort bij een normale ademhaling).
 

Onderin de grafiek zie je inademing.
 

Je ziet dat je iemand even op gang moet komen, dat iemand halverwege relatief de grootste flow heeft, en dat het allemaal tegen het einde snel weer minder wordt.
Boven in de grafiek zie je de uitademing. Je ziet dat iemand direct in het begin erg veel lucht uitademt. De PEF staat voor Peak Expiratory Flow (dan blaas je het hardst en komt er relatief het meeste lucht uit je longen). Daarna neemt het heel geleidelijk af (een mooie rechte lijn).

Het kan zijn dat je dergelijk grafieken wel eens wanneer je regelmatig bij een longarts komt.
 

Laten we eens een aantal grafieken bekijken.
 

Astma, bronchitis.
Bij astma en chronische bronchitis zijn de kleine luchtwegen vernauwd. Wat betekent dat iemand de lucht minder makkelijk uit de longen krijgt. Het totale volume dat iemand uit kan blazen (de FVC) kan normaal zijn, maar de FEV1 ligt lager dan de norm.

En kijk je naar de Flow-Volume grafiek (zie rechts) dan zie je dat iemand vaak wel een normaal PEF haalt (de lucht uit de bovenste luchtwegen kan snel uitgeademd worden), maar dat daarna de curve duidelijk lager ligt dan de norm omdat de lucht die uit de vernauwde kleiner luchtwegen trager naar buiten komt.

Een dergelijke uitslag wijst op vernauwing van de luchtwegen. Vaak zal de arts daarop kijken wat er gebeurt als de persoon een kortwerkende luchtwegverwijder gebruikt. En er kan een provocatie-test gedaan worden(zie verder op de bladzijde).

astma en de longfunctietest


  

 

 

 

 

 

 


Provocatie-test
 

Men kan deze test verder uitbreiden door een provocatietest te doen.
Door de FEV1 te meten vóór en ná het inademen van een stof die luchtwegvernauwing veroorzaakt (zoals histamine) kan men kijken hoe gevoelig de longen reageren op prikkels.

 

Zo kan men beoordelen of iemand (allergische) astma heeft.
Er zijn nog vele andere testen die door een specialist gedaan kunnen worden, zoals het maken van een röntgenfoto (om bijvoorbeeld te kijken of er vocht of een gezwel in de longen zit), allergietesten (waarbij men stoffen waarvoor men allergisch kan zijn op of in de huid aanbrengt), bloedonderzoek, e.d.3
 

Stel, er is vastgesteld dat u astma heeft.
Volgens de gangbare opvatting zijn er dan twee dingen die u kunt doen om te zorgen dat u zo weinig mogelijk last heeft: (1) het ontwijken van de prikkels waarop u reageert, en (2) het gebruiken van astmamedicijnen.
 

Volgens Buteyko is er gelukkig meer mogelijk.
Zijn methode belooft een betere controle van astma, met beduidend minder medicijnen, een grotere tolerantie voor prikkels en een betere algemene gezondheid. Ik kom hier later uitgebreid op terug. Maar laten we eerst eens kijken wat de gangbare benadering is.
 

Longfunctietesten worden gedaan om vast te stellen of u astma heeft.
Echter, deze testen kunnen niet aantonen of de astmaklachten worden veroorzaakt door een allergie. Daarvoor zijn IgE-testen in bloed of huidpriktesten nodig.
 

Spirometrie/flowvolume
Bij dit onderzoek worden de longinhoud en de uitademingsnelheid gemeten.
Tijdens dit onderzoek moet u een aantal keren diep in en uit ademen en vervolgens zal de longfunctieassistente(e) vragen om een aantal keren dit zo krachtig mogelijk te doen.
 

Hierna krijgt u een aantal pufjes met een luchtwegverwijder toegediend.
Na 20 minuten wordt de test herhaald om te kijken wat het effect van de luchtwegverwijder is. Het onderzoek duurt 30 tot 45 minuten.
 

Metacholine provocatietest
Bij dit onderzoek wordt gekeken of er sprake is van een verhoogde prikkelbaarheid van de luchtwegen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de stof metacholine. Dit is een prikkelende, maar onschadelijke lichaamseigen stof. Zo kan worden vastgesteld of astmatische klachten (hoesten en of benauwdheid) op te wekken zijn.

Bij dit onderzoek ademt u door een mondstuk dat verbonden is met een longfunctieapparaat en krijgt u een klemmetje op uw neus.
Aan het begin zal de longfunctieassistent(e) vragen een paar keer diep in te ademen en zo krachtig mogelijk weer uit te ademen. Daarna ademt u, door middel van vernevelen, via het mondstuk metacholine in.
 

De metacholine wordt in steeds sterkere oplossingen aangeboden.
Elke keer meet de assistente(e) de longfunctie. Als benauwdheid optreedt, geeft de assistente(e) een luchtwegverwijder waardoor de benauwdheid verdwijnt.
Het onderzoek duurt 45 tot 75 minuten.

 

Een longfunctieonderzoek duurt ongeveer dertig minuten tot twee uur. Er zijn verschillende onderzoeken die behoren tot de longfunctieonderzoeken. De keuze voor een bepaald onderzoek is afhankelijk van de klachten.
 

Spirometrie.
Een voorbeeld van een veelgebruikt longfunctieonderzoek is spirometrie. Tijdens een spirometrie wordt je longinhoud bepaald. Hiervoor moet je een aantal keer maximaal ademen in een spirometer.
 

Diffusietest.
Een diffusietest meet de snelheid waarmee ingeademde zuurstof aan je bloed wordt afgegeven. Hiervoor moet je diep inademen en je adem tien seconden vasthouden. Daarna blaas je weer uit in het apparaat.
 

Bodybox-onderzoek.
Een bodybox-onderzoek vindt plaats in een afgesloten ruimte en meet de weerstand van je luchtwegen. Hiermee wordt eigenlijk bepaald hoeveel moeite het ademen kost. Hiernaast wordt de totale longinhoud gemeten.
 

Shunt.
Er kan ook wat bloed worden afgenomen om het zuurstof- en koolzuurgehalte in je bloedvaten te bepalen. Dit kan ook nadat je dertig minuten honderd procent zuurstof hebt ingeademd. Dit onderzoek noem je een shunt.
 

Compliance onderzoek.
Met een compliance onderzoek wordt de elasticiteit van je longen gemeten. Er wordt een dun slangetje via je neus in je slokdarm gebracht, waarna je een aantal keer diep in- en uitademt.
 

Histamine-provocatietest.
De gevoeligheid van je luchtwegen wordt bepaald met de histamine-provocatietest. Hierbij adem je een kleine hoeveelheid histamine in. Hierdoor kun je gaan hoesten of niezen.
 

Inspanningstest.
Tijdens een inspanningstest wordt het functioneren van je longen tijdens inspanning onderzocht. De hoeveelheid zuurstof in je bloed en je hartslag en ademhaling worden gecontroleerd, terwijl je fietst op een hometrainer. De lichamelijke belasting hiervan wordt steeds verder opgevoerd totdat je je maximum hebt bereikt. Daarna moet je rustig uitfietsen om het herstel te kunnen meten.
 

Ademkrachttest.
Een ademkrachttest bepaald de maximale kracht van de ademhalingsspieren. Hierbij moet je maximaal in- en uitademen tegen een dichte klep.

Soms worden de testen herhaald na toediening van een luchtwegverwijdend medicijn.

Voor sommige longfunctieonderzoeken is het belangrijk dat je in de 24 uur van te voren geen medicijnen gebruikt die de luchtwegen verwijden. Overleg dit met de arts.

 

Termen die u terugvindt bij de uitslag van de spirometrie:

VC = vitale capaciteit: de hoeveelheid lucht die je uitademt na een hele diepe inademing bij een krachtige uitademing.
 

FEV-1 = is het volume dat in de eerste seconde kan worden uitgeademd tijdens een geforceerde uitademingsmanoeuvre begonnen vanaf het niveau van de totale longcapaciteit (anders gezegd: hoeveel lucht kun je met kracht uitblazen)
 

FVC = maximaal uitgeademd volume na maximale inademing, met maximale uitademingssnelheid (Geforceerde Vitale Capaciteit)t; is bij een gezond persoon gelijk aan de vitale capaciteit, maar in geval van obstructie echter kleiner dan de vitale capaciteit
Tiffeneau index FEV1/VC zegt iets over de doorgankelijkheid van de luchtwegen; normaal gesproken moet deze waarde groter dan 0,7 zijn; bij een waarde onder 0,7 is er sprake van vernauwde luchtwegen
 

TLC = Totale longcapaciteit bestaande uit vitale capaciteit (VC) plus residuaal volume
(RV – lucht die achterblijft na een volledige uitademing)

 

Bron: 

 

 

© 2015 - 2024 COPDoplossingen.nl | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel